top of page
Foto van schrijverPaul van Dongen

Kunstenaar Paul van Dongen verlangt ernaar opgeraapt te worden | Hilbrand Rozema

(Nederlands Dagblad, 6 september 2019, Hilbrand Rozema.)


Paul van Dongen (Tilburg, 1958) is etser en tekenaar. Van levensgrote naakten, verbluffend kundig, lijn voor lijn, in sprekende houdingen. Van klein schepselgewriemel: zeewier, hommels. En hij is ook, met ups en downs maar onmiskenbaar, een gelovige jongen uit het zuiden. Zeven jaar geleden bezocht hij elke dag de ochtendmis. Nog is de liturgie een levensbron. Maar er is iets veranderd, verschoven. Een gesprek met deze innemende kunstenaar gaat via kruispunten van kunst, leven en geloof. In het vuur van zijn betoog komt de Brabantse tongval erdoorheen.

In zijn atelier valt de enorm grote pers op, voor grote etsplaten. Veel levensgrote, lijfelijke afbeeldingen. Meestal mannen. Dit heeft overigens geen homo-erotische connotatie, het sluit eerder aan bij de artistieke beeldtraditie vanaf de renaissance. ‘Het is gewoon zo dat ik bij het afbeelden van een man veel meer kan uitdrukken, juist omdat ik dat zelf ook ben. Bij vrouwen lukt me dat minder.’

Het lijf in al zijn gestalten is zijn grote inspiratiebron: de stofuitdrukking van de toestand van de mens. De houdingen spreken van angst, schroom, gratie, ootmoed, onderwerping, devotie, vrees en vallen.


Renaissance


De vaste vraag van kunstkenner Wim Pijbes op televisie luidde: ‘Wat zien we hier? Is het af ...?’ Bij Van Dongen vraag je dat niet, dit is af, dat zie je. Maar het zijn wel gevechten, tussenstaties in een levensreis. En de maker beschouwt zichzelf nog niet als af. Daarvan getuigt Voorgoed voorbij bestaat niet, een nieuw kunstboek met daarin zijn briefwisseling met Sierk Schröder (1903-2002). Schröder, groot portrettekenaar en - schilder, liet al in de jaren twintig van de vorige eeuw van zich spreken. In leeftijd scheelden ze 55 jaar. Van Dongen studeerde in 1984 af aan de kunstacademie Sint Joost in Breda, tien jaar later werd Schröder zijn leermeester en gids. Beiden kwamen tevoorschijn uit een periode waarin tekenen, afbeelden naar de natuur, in de kunstwereld uit de gratie was geraakt. ‘Authentieke’ drijfveren werden heiligverklaard en wonnen het van moeizaam verworven kunde en een meesterhand die anatomisch juist kon tekenen, in navolging van de grote renaissanceschilders. Van Dongen wilde van die traditie leren. ‘Schröders les was: we zíjn geen kunstenaar, we hopen het te wórden. Hij werd heel oud, 98 jaar; je hoeft maar enkele ‘Schröders’ op een rij te zetten of je bent bij de renaissance. Hij vertegenwoordigde in mijn leven de verbinding met de tradities in de kunsten. Wat hij zei, paste ik meteen toe.’

Naast het monumentale valt het oog op het kleinere: landschappen, bloemen, hommels, schedels, doorntakken, wier. ‘De rotzooi waar je aan voorbij loopt, zo’n streng zeewier, dat is zó mooi om te tekenen. Als je vraagt, wie ben je nu echt, dan zie ik een geweldige symboliek in die hommeltjes, dat wier. Schepping, uitgedroogd, aangespoeld en verworpen. Dat wat eigenaars van strandpaviljoens ’s morgens als eerste opruimen om een schoon strand te hebben, dát is het volle leven. Bewustzijn van eigen sterfelijkheid, verlorenheid, verweesdheid; ons lijf dat stof en bloed is maar wel bezield met bewustzijn. Ik voel me ook zo: aangespoeld, in een houding, een lichaam, een ziel die ik niet koos. Wie raapt me op? En dat bedoel ik niet eens meteen religieus. Al verlang ik wel naar die aanraking door God. Dat is mijn gevecht: verlangen naar opgen​ omenzijnineengrotergeheel,maarnietineenkeurslijfpassen.Erbijwillenhorenendantochweerverweesdraken.Verlangennaardie geborgenheid is de oorsprong van elk gebed.’ Hij vond de weg naar de kerk van zijn jeugd terug na lange gesprekken met Bossche bisschop Bluijssen en een predikant, dominee Kees Snoei. De eerste keer Latijnse, Tridentijnse mis sloeg diep bij hem in. ‘Ik was echt ontzet ... terwijl ik het niet eens verstond. Maar dat hoefde blijkbaar niet. Die ‘ouderwetse’ liturgie helpt mij om te beseffen wie ik ben; wat de priester is; wie God is. En waar ik zelf sta. Namelijk: onderaan de ladder. Wat ik mooi vind, is dat de Rooms-Katholieke Kerk iets aanwezig stelt van het goddelijke. Het knielen in de kerk bij het komen en gaan is zo belangrijk. Ik hoop dat mijn dochter in dat knielen zal gaan ervaren wat het geloof betekent. Hetlichaamiseeng​ eloofsinstrument.’


neiging tot radicaliteit


Jaren terug had de parochie een grotere plek in zijn leven dan nu. ‘In zekere zin ga ik door een geloofsnacht. Maar wel in verbondenheid met de

eucharistie, de gebeden, de mensen daar. Onze jongste dochter Elena Maria, zeven jaar, doet binnenkort haar eerste communie.’ Van Dongen liet zich jarenlang betrekken bij conservatief-katholiek gedachtegoed, onder meer via organisaties als Civitas Christiana en Opus Dei.

‘Dat is goed, prima – maar het haalt niet alleen het goede naar boven. Ik heb een neiging tot radicaliteit in mij. Omdat ik een kunstenaar ben! Maar wélk jasje ik ook aantrek, vroeg of laat gaat het knellen. In het huwelijk hoort die frictie thuis, dat is iets moois: je slijpt elkaar, met discussie, liefde, lachen, lichamelijkheid. Zo werkt het leven. En zo werkt het ook in het atelier. Ik moet kunnen vloeken als een ketter, maar ben aan het einde van de dag toch God dankbaar. En als da nie kan, kan ik als kunstenaar niet leven, niet ademhalen. Sorry!’


Enkele werken van Paul van Dongen zijn te zien tot 30 oktober in de portrettenzaal van de Universiteit Tilburg, in een reeks portretten van 32 rectores magnifici; in Tilburg zijn de universitaire bestuurders sinds de oprichting van de universiteit in 1927 niet geschilderd, maar getekend.



75 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Lucas 1. | Jurrie Poot

Tussen de wenskaarten, die ieder jaar - soms al van voor St. Nicolaas - het huis binnenstromen, valt dit jaar zeker de ets op die Paul...

Komentáre


bottom of page